In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een appellant die een WIA-uitkering aanvraagt en die in een eerdere fase van de procedure een tussenuitspraak heeft gekregen waarin een gebrek in het medisch onderzoek werd geconstateerd. De Raad heeft vastgesteld dat het gebrek is hersteld door een verzekeringsarts bezwaar en beroep die appellant op 21 juli 2022 heeft gezien. Tijdens dit spreekuur heeft de verzekeringsarts de psychische klachten van appellant opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek nu zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is voor het inschakelen van een deskundige.
Daarnaast heeft de appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure met twee jaar en vijf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding aan de appellant. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 4.603,50 bedragen, en moet het Uwv het griffierecht van € 174,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de naleving van redelijke termijnen in bestuursrechtelijke procedures.