ECLI:NL:CRVB:2022:1327
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over zorgvuldigheid van verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de zorgvuldigheid van het door het Uwv uitgevoerde verzekeringsgeneeskundig onderzoek beoordeeld. Appellant, die zich op 15 januari 2008 ziek meldde met psychische klachten en verslavingsproblematiek, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling in 2016 werd zijn uitkering beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat het onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat er geen spreekuurcontact had plaatsgevonden met een geregistreerd verzekeringsarts.
De Raad oordeelt dat het Uwv in de primaire fase en de bezwaarfase geen spreekuurcontact heeft gehad met een geregistreerd verzekeringsarts, wat in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid. De Raad benadrukt dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit wordt betwist, een spreekuurcontact met een verzekeringsarts bezwaar en beroep noodzakelijk is, tenzij voldoende gemotiveerd kan worden dat dit geen toegevoegde waarde heeft. De summiere motivering van het Uwv dat een spreekuurcontact niet nodig was, wordt als onvoldoende beschouwd. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen door alsnog een onderzoek tijdens een spreekuur uit te voeren.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. De Raad heeft nog geen oordeel gegeven over het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien het geding nog niet is beëindigd.