Uitspraak
mr. M. Ovenhof, W. Ottenheim, F. Nieuweboeren en F.T.G. de Graaf. In de zaken
22/1743 TOZO en 22/1744 TOZO is vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.
Samenvatting
Inleiding
Tozo 1 vanaf maart 2020 voor ten hoogste drie aaneengesloten kalendermaanden in inkomensondersteuning voor levensonderhoud ten behoeve van in Nederland wonende zelfstandig ondernemers die door de coronacrisis financieel zijn geraakt. In verband met de gewenste snelle en eenvoudige uitvoerbaarheid van deze regeling bevat zij geen partnerinkomens- en vermogenstoets.
recht van de EU wel geëxporteerd moet worden. Verder heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het woonplaatsvereiste in de Tozo 1 een niet te rechtvaardigen beperking vormt van de vrijheid van vestiging.
Het oordeel van de Raad
Tozo 1-uitkering af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vo 883/2004 valt.
Tozo 1-uitkering ook aan appellant, die in Duitsland woont, moet worden uitbetaald, is dus van belang of de Tozo 1-uitkering een sociale zekerheidsuitkering is die onder de werkingssfeer van Vo 883/2004 valt.
Vo 883/2004. De Tozo 1 bevat geen partnerinkomens- en vermogenstoets en is daardoor geen sociale bijstand. Volgens appellant is de Tozo 1-uitkering, evenals een werkloosheidsuitkering, een op het individu gerichte uitkering ter compensatie van het wegvallen van inkomsten doordat de voorheen verrichte werkzaamheden niet meer kunnen worden uitgevoerd.
Vo 883/2004 moet volgens het HvJEU worden onderzocht aan de hand van het doel waarop de uitkering is gericht en de voorwaarden waaronder zij wordt toegekend. [8]
Tozo 1-uitkering was niet relevant wat de oorzaak was van de financiële problemen. Er moest sprake zijn van inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Een beroep op Tozo 1 kon worden gedaan door zelfstandig ondernemers die de bedrijfsactiviteit volledig of gedeeltelijk moesten onderbreken door ziekte, quarantaine, ziekenhuisopname, vermindering van opdrachten of om andere redenen van economische, organisatorische of persoonlijke aard. Ook een zelfstandige die de bedrijfsactiviteit niet volledig of gedeeltelijk hoefde te onderbreken, maar die te maken had met inkomstenderving die leidde tot een financieel probleem, kon een beroep doen op de Tozo 1. [9]
Bijlage: regelgeving
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 1)
(…)wet:Participatiewet;
zelfstandige:de rechthebbende, bedoeld in artikel 11, van de wet die achttien jaar of ouder is maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die;
a. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
b. ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep; en
c. alleen of samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.