ECLI:NL:CRVB:2023:1052

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
22/1164 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens rijden onder invloed van alcohol en de kenbaarheid van het beleid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, was op 1 juni 2020 aangehouden voor het besturen van een snorfiets onder invloed van alcohol, met een gemeten alcoholgehalte van 840 µg/l. Op basis van dit wangedrag is hem per 1 oktober 2020 ontslag verleend, wat door de staatssecretaris van Defensie werd gehandhaafd. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het beleid van de Koninklijke Marechaussee inzake rijden onder invloed in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat het beleid onvoldoende kenbaar was gemaakt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het beleid niet onredelijk is, gezien de bijzondere positie van de KMar en de hoge eisen die aan haar medewerkers worden gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris het belang van een integere en verantwoordelijke organisatie zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de appellant bij behoud van zijn baan. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het ontslag blijft in stand. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

22.1164 MAW

Datum uitspraak: 1 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2022, 21/5082 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was sinds 5 januari 2015 werkzaam bij het beroepspersoneel van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en laatstelijk bezig met de [opleiding] op het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum Koninklijke Marechaussee te Apeldoorn.
1.2.
Op 1 juni 2020 is appellant op grond van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden voor het besturen van een snorfiets onder invloed van alcohol. Uit de ademanalyse kwam een alcoholwaarde van 840 µg/l naar voren.
1.3.
Bij besluit van 23 september 2020 is aan appellant met ingang van 1 oktober 2020 ontslag wegens wangedrag verleend op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR).
1.4.
Het bezwaar tegen het besluit van 23 september 2020 is door de staatssecretaris ongegrond verklaard bij besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit). Onder verwijzing naar het beleid dat de KMar hanteert ten aanzien van het rijden onder invloed van alcohol stelt de staatssecretaris dat in beginsel ontslag volgt bij het gemeten alcoholgehalte. Gezien de ernst van de gedraging en de strenge maatstaf die de KMar in dit soort gevallen hanteert kent de staatssecretaris aan de door appellant genoemde verlichtende omstandigheden geen doorslaggevend gewicht toe. Daarbij is in aanmerking genomen dat appellant werkzaam is bij een militaire politieorganisatie en ook zelf belast zou gaan worden met opsporingstaken. Volgens de staatssecretaris is de straf van ontslag niet onevenredig aan de aard en ernst van het verweten gedrag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het AMAR kan aan de militair ontslag worden verleend wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt.
4.2.
Binnen de KMar geldt een beleid ten aanzien van het treffen van disciplinaire maatregelen voor het rijden onder invloed. Dit beleid houdt, voor zover hier van belang, in dat bij een alcoholpromillage dat hoger is dan het promillage dat door het Openbaar Ministerie wordt gehanteerd als transactiegrens bij de ervaren bestuurder, in beginsel ontslag volgt.
4.3.
Appellant betwist niet dat hij onder invloed van alcohol een snorfiets heeft bestuurd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, maar is van mening dat dat niet tot zijn ontslag kan leiden. Volgens appellant is het onder 4.2 genoemde beleid strijdig met het gelijkheidsbeginsel dat op grond van de jurisprudentie geldt tussen de krijgsmachtonderdelen. In bijzonder is verwezen naar het beleid van de Koninklijke Marine in het Caribisch gebied, met betrekking tot de Caribische Militie (CARMIL). Verder stelt appellant dat de staatssecretaris het beleid onvoldoende kenbaar heeft gemaakt, waardoor hij niet op de hoogte was van de verstrekkende gevolgen die zijn gedrag zou kunnen hebben. Daarnaast is ten onrechte geen rekening gehouden met de door hem aangedragen verlichtende omstandigheden, aldus appellant
.
4.4.
De Raad stelt voorop dat hij het onder 4.2 weergegeven beleid van de minister niet onredelijk acht, in aanmerking nemend de bijzondere positie van de KMar als organisatie met politietaken binnen onze samenleving en de hoge eisen die aan medewerkers worden gesteld wat betreft de betrouwbaarheid en integriteit [1] . Zoals de Raad al meermalen heeft geoordeeld [2] rechtvaardigt deze bijzondere positie van de KMar dat verschil bestaat tussen de KMar en andere krijgsmachtonderdelen op het gebied van het bestraffen van wangedrag. Dit rechtvaardigt ook het door appellant benoemde verschil in bestraffing tussen de KMar en CARMIL bij rijden onder invloed, omdat laatstgenoemden niet zijn belast met politietaken.
4.5.
Vaststaat dat appellant met een alcoholgehalte van 840 ug/l een snorfiets heeft bestuurd. Dit leidt volgens het beleid in beginsel tot ontslag. Wat appellant heeft aangevoerd brengt niet mee dat de staatssecretaris hiervan in dit geval had moeten afzien. Nu het beleid op intranet is gepubliceerd, wordt appellant niet gevolgd in zijn betoog dat aan het beleid onvoldoende kenbaarheid is gegeven en hij daardoor niet op de hoogte was van het beleid. De omstandigheid dat appellant nog in opleiding was tot opsporingsambtenaar leidt ook niet tot een andere conclusie. Als militair van de KMar had het appellant duidelijk moeten zijn dat het getoonde gedrag, dat binnen het strafrecht geldt als een misdrijf, niet verenigbaar is met de taken die appellant als marechaussee verricht of gaat verrichten. Ook in de overige aangevoerde omstandigheden heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien van ontslag af te zien. De staatssecretaris heeft het belang van Defensie, in het bijzonder van de KMar om te kunnen vertrouwen op integere en verantwoordelijke medewerkers zwaarder mogen laten wegen dan het belang van appellant bij behoud van zijn baan.
4.6.
Uit 4.4 en 4.5. volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat het ontslag in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en L.M. Tobé en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2023.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) D. Al-Zubaidi

Voetnoten

1.Vergelijk CRvB 19 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW3312.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:196.