Uitspraak
22.1164 MAW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, was op 1 juni 2020 aangehouden voor het besturen van een snorfiets onder invloed van alcohol, met een gemeten alcoholgehalte van 840 µg/l. Op basis van dit wangedrag is hem per 1 oktober 2020 ontslag verleend, wat door de staatssecretaris van Defensie werd gehandhaafd. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het beleid van de Koninklijke Marechaussee inzake rijden onder invloed in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat het beleid onvoldoende kenbaar was gemaakt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het beleid niet onredelijk is, gezien de bijzondere positie van de KMar en de hoge eisen die aan haar medewerkers worden gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris het belang van een integere en verantwoordelijke organisatie zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de appellant bij behoud van zijn baan. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het ontslag blijft in stand. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten.