ECLI:NL:CRVB:2022:702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering WIA-uitkering en oplegging van boete wegens niet-gemelde inkomsten uit hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de terugvordering van een WIA-uitkering en de oplegging van een boete. Appellante ontving sinds 11 juni 2015 een WIA-uitkering, maar in 2016 werd bij een politie-inval in haar woning een hennepkwekerij aangetroffen. Het Uwv heeft naar aanleiding hiervan een onderzoek ingesteld en besloot in september 2018 om de WIA-uitkering van appellante te herzien en een boete op te leggen wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde haar bezwaren ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep de terugvordering en boete gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernstige psychiatrische problematiek van appellante, die onder andere PTSS en een borderline persoonlijkheidsstoornis omvat. De Raad concludeert dat er dringende redenen zijn om van terugvordering en het opleggen van een boete af te zien, en vernietigt de eerdere besluiten van het Uwv. De Raad oordeelt dat het Uwv de kosten van rechtsbijstand van appellante moet vergoeden.