ECLI:NL:RBLIM:2023:4597

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 22/2012
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een WIA-uitkering ontvangt, en het UWV. Het UWV had op 21 december 2021 besloten om de WIA-uitkering van eiser te herzien en een bedrag van € 9.665,48 terug te vorderen, omdat eiser zijn inlichtingenplicht zou hebben geschonden door inkomsten uit hennepteelt niet te melden. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft herzien. Eiser had sinds 2010 een WIA-uitkering, maar na een melding van de politie over een hennepkwekerij in zijn woning, heeft het UWV een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek toonde aan dat eiser inkomsten uit hennepteelt had ontvangen, wat hij niet had doorgegeven. Eiser betwistte de herziening en terugvordering, onder andere door te stellen dat zijn psychische toestand hem niet in staat stelde om zijn gedrag te overzien. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV voldoende bewijs had geleverd dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden en dat de herziening en terugvordering gerechtvaardigd waren.

De rechtbank concludeerde dat eiser geen dringende redenen had aangevoerd om van terugvordering af te zien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en de kosten van de procedure niet vergoed zouden worden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2012

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Crutzen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Inleiding

Met het besluit van 21 december 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser over de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 herzien en bruto € 9.665,48 als onverschuldigde betaling van eiser teruggevorderd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 3 juni 2021 en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 19 juni 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontvangt sinds 2010 een WIA-uitkering. Nadat het UWV een melding van de politie-eenheid Limburg had ontvangen dat in de woning van eiser een hennepkwekerij was aangetroffen en ontmanteld, heeft het UWV een onderzoek ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 28 oktober 2021 (het onderzoeksrapport). Uit dit rapport volgt dat een handhavingsmedewerker van het UWV eiser op 7 oktober 2021 heeft gesproken. Het UWV heeft daarnaast de ontvangen informatie van de politie en de netbeheerder (Enexis) betrokken in het onderzoek. In het onderzoeksrapport heeft het UWV geconcludeerd dat eiser vanaf 22 december 2020 tot en met 4 mei 2021 inkomsten uit hennepteelt heeft ontvangen die hij niet heeft doorgegeven aan het UWV.
2. Vervolgens heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Om die reden heeft het UWV de WIA-uitkering herzien en beslist dat eiser over de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 bruto € 9.665,48 te veel WIA-uitkering heeft ontvangen. Eiser moet dat bedrag daarom terugbetalen.

Wat vindt eiser

4. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser beschouwt de inhoud van zijn bezwaarschriften als herhaald en ingelast. Primair stelt eiser dat het UWV zeer onzorgvuldig heeft gehandeld door met eiser een gesprek te voeren op 7 oktober 2021 terwijl de medische situatie van eiser bij het UWV bekend is. Uit dit gespreksverslag en het verslag van het verhoor bij de politie blijkt dat eiser onsamenhangend heeft verklaard en dat dit in het nadeel van hem is. Ook is hij van mening dat het UWV ten onrechte over de maanden december 2020, januari 2021 en mei 2021 zijn uitkering opnieuw heeft vastgesteld. Eiser handhaaft zijn standpunt dat hij geen arbeid heeft verricht, geen inkomsten heeft verworven en er dus geen aanleiding was iets te melden bij het UWV. Er is volgens eiser dan ook geen sprake van schending van de inlichtingenplicht, waardoor er ook geen noodzaak tot herziening van de WIA-uitkering was.
5. Verder concludeert de verzekeringsarts in het rapport van 16 december 2021 dat eiser zijn gedrag niet is aan te rekenen vanwege zijn medische toestand. Volgens eiser zou dit ook moeten betekenen dat zijn WIA-uitkering niet herzien zou moeten worden nu eiser door derden, vanwege zijn psychische toestand (geen nee kunnen zeggen, sociaal wenselijk gedrag vertonen en niet met door derden uitgeoefende druk kunnen omgaan), ertoe is gebracht zijn kelderruimte voor een hennepkwekerij beschikbaar te stellen. Eiser is door derden gebruikt voor hun doeleinden en hij is nu naast deze herziening met de kosten opgescheept zoals het extra verbruik van energie, de boete van de energieleverancier en een nota van Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) inzake extra verbruik en boete.
6. Daarnaast stelt eiser dat het UWV ten onrechte de WIA-uitkering herziet over de maanden december 2020 en januari 2021. Ook de herziening over de maand mei 2021 is onterecht aangezien de kwekerij op 4 mei 2021 werd aangetroffen en geen planten in potten werden aangetroffen. Eiser vindt dan ook dat er geen aanwijzingen zijn voor het ontvangen van inkomsten over de maand mei 2021. Eiser verwijst naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennep hennepkwekerij ex artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Hierin wordt vermeld dat de periode waarin wederrechtelijk voordeel zou zijn verkregen loopt van 12 januari 2021 tot en met 4 mei 2021. Eiser is van mening dat indien hij deze inkomsten zou hebben ontvangen uit de kwekerij, dat eerst in februari 2021 het geval zou zijn, aangezien de groeicyclus in dit geval acht weken bedroeg. Hij verwijst hierbij ook naar het onderzoeksrapport waarin wordt vermeld dat Enexis de periode van illegale afname heeft bepaald tussen 22 december 2020 en 4 mei 2021. Dit betekent volgens eiser, indien hij al inkomsten zou hebben ontvangen uit de hennepkwekerij, hetgeen uitdrukkelijk wordt ontkend, deze inkomsten niet in december 2020 en januari 2021 zouden zijn ontvangen, aangezien de groeicyclus van de hennepplant in combinatie met de start van de illegale afname van elektriciteit uitsluit dat er in december 2020 en januari 2021 al zou zijn geoogst. Eiser stelt dat gezien het voorgaande ook ten aanzien van de terugvordering de ontnemingsperiode niet juist is vastgesteld.
7. Verder is hij van mening dat zijn psychische en persoonlijke problematiek een dringende reden vormt voor het afzien van terugvordering. Hij onderbouwt zijn standpunt met medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] (GGZ Expertise) van 17 maart 2023. Ook doet hij in dit verband een beroep op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad). Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het in deze uitspraak gaat om een gelijke situatie als het geval van eiser, namelijk een WIA-gerechtigde met ernstige psychische problematiek waarbij een hennepkwekerij was aangetroffen. Deze uitspraak is volgens eiser de basis om dringende redenen aan te nemen waardoor moet worden afgezien van terugvordering.
8. Ten slotte betwist eiser de conclusie van de arts B&B [2] in het rapport van 18 juli 2022. De arts B&B gaat volgens eiser zonder nadere motivatie voorbij aan de conclusies uit het neuropsychiatrisch expertiserapport en twee brieven van psycholoog [naam psycholoog] . De arts B&B gaat lijnrecht in tegen de conclusie van de verzekeringsarts van 16 december 2021 die stelt dat eiser zijn gedrag niet is toe te rekenen. Verder heeft de arts B&B het disfunctioneren van eiser op persoonlijk en sociaal gebied gemist, terwijl hij tijdens het spreekuur symptomen van het gedrag van eiser heeft waargenomen. Eiser verwijst hierbij naar het rapport van de arts B&B, derde pagina. Eiser vindt dan ook dat het onderzoek door de arts B&B op een onzorgvuldige wijze is verricht, ondeugdelijk is gemotiveerd en niet past in het beeld dat de andere medisch deskundigen schetsen.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser heeft herzien en heeft beslist dat eiser een deel van zijn uitkering moet terugbetalen. De rechtbank moet die vragen beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser heeft herzien en heeft beslist dat eiser een deel van zijn uitkering moet terugbetalen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
12. Uit vaste rechtspraak van de Raad [3] volgt dat een besluit tot herziening en terugvordering van een uitkering een belastend besluit is waarbij het aan het UWV is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Daarbij heeft het UWV de bewijslast ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om over te gaan tot herziening en terugvordering van de uitkering over de genoemde periode.
13. Ook volgt uit vaste rechtspraak van de Raad [4] dat het feit dat in de woning van eiser een hennepkwekerij is aangetroffen de veronderstelling rechtvaardigt dat eiser (mede)eigenaar van de kwekerij is geweest, daarin werkzaamheden heeft verricht en dat de opbrengst daarvan ook hem ten goede is gekomen. Het is vervolgens aan eiser om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij de hennepkwekerij niet heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen. Met de enkele, niet onderbouwde, stelling dat hij de hennepkwekerij niet heeft geëxploiteerd en dat hij daaruit geen inkomsten heeft genoten, heeft eiser dat niet aangetoond. Bovendien heeft eiser tegenover de politie en het UWV over zijn betrokkenheid bij de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij wisselende verklaringen afgelegd.
14. Het standpunt van eiser dat hij geen arbeid heeft verricht, geen inkomsten heeft verworven en er dus geen aanleiding was iets te melden bij het UWV, waardoor er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht volgt de rechtbank niet. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA moet een verzekerde, die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie verstrekken, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de betaling daarvan. Uit vaste rechtspraak [5] volgt dat zowel het verrichten van activiteiten gericht op het starten van een hennepkwekerij als het exploiteren daarvan worden aangemerkt als omstandigheden waarvan de betrokkene redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering en waarvan hij het betreffende bestuursorgaan onverwijld mededeling moet doen, ongeacht of daaruit inkomsten worden verworven.
15. Eiser stelt verder dat het UWV is uitgegaan van een onjuiste ontnemingsperiode. De rechtbank is dat niet met eiser eens. Het onderzoeksrapport, waarin de onderzoeksbevindingen van de politie, informatie van de netbeheerder en een verslag van het gesprek met eiser zijn opgenomen en in onderlinge samenhang besproken, biedt een toereikende grondslag voor het standpunt van het UWV dat eiser gedurende de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 een hennepkwekerij in zijn huurwoning heeft geëxploiteerd. De rechtbank merkt op dat het hierbij niet gaat om de periode waarbij eiser inkomsten heeft genoten, maar om de periode waarover op geld waardeerbare activiteiten (arbeid) zijn verricht. Vaststaat dat de politie op 4 mei 2021 een kweekruimte zonder planten in de woning van eiser heeft aangetroffen. In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 3 juni 2021 heeft de politie toegelicht dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden. De politie heeft zich hierbij gebaseerd op de aangetroffen hennepplantenresten op de grond van de kwekerij, een vuilniszak met hennepplantresten waarvan de hennepbloemen waren verwijderd, op kalk gelijkende afzettingen, het stof op koolstoffilters en diverse andere voorwerpen, 14 knipschaartjes met hennepresten en 168 potten met potgrond waarin zich wortelresten van hennepplanten bevonden. Uitgaande van twee eerdere oogsten met een gemiddelde kweekcyclus van acht weken heeft de politie de periode van exploitatie van de hennepkwekerij vastgesteld op 16 weken. Dit is in overeenstemming met de informatie van de netbeheerder over illegaal afgetapte elektriciteit.
16. Volgens eiser heeft het UWV het aantal oogsten in het bestreden besluit niet goed onderbouwd en ontbreekt hard bewijs van één oogst. Bij het exploiteren van een hennepkwekerij gaat het om op geld waardeerbare activiteiten. Dat rechtvaardigt de veronderstelling dat er inkomsten uit zijn genoten. De hoogte daarvan kan worden bepaald indien van de investeringen in en de exploitatie van de kwekerij een deugdelijke administratie voorhanden is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het is verder aan eiser om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen. Eiser heeft dit niet gedaan. De berekening van het UWV van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
17. Eiser stelt dat zijn psychische en persoonlijke problematiek onvoldoende is meegenomen en dat het onderzoek van de arts B&B daardoor onzorgvuldig en onvoldoende is gemotiveerd. Ook dit is de rechtbank niet met eiser eens. De arts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien op een spreekuur en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de arts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de arts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. De rechtbank is verder van oordeel dat de arts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De arts B&B geeft aan dat hij ondanks de informatie die in bezwaar is overgelegd, geen argumenten ziet om te veronderstellen dat eiser zijn eigen gedrag niet kan overzien en eigenlijk ontoerekeningsvatbaar zou zijn. Het betreft behoorlijk gedateerde informatie en er is nu geen sprake meer van acute of actuele, ernstige ontregelende psychische problematiek of lijden. Eiser heeft ook al jaren geen behandeling meer. Hij functioneert op een – zij het wat passief – acceptabel en gangbaar niveau. Eiser is bij bewustzijn, georiënteerd, helder en heeft de capaciteiten en het decorum om een normaal gesprek te kunnen voeren, zo blijkt althans tijdens het spreekuur. Ook de basale notitie van ‘goed of fout’ is aanwezig. De arts B&B ziet dan ook geen reden om te moeten veronderstellen dat het gedrag van eiser hem op medische gronden niet aan te rekenen valt. De rechtbank is het ook niet eens met eiser dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld doordat de handhavingsmedewerker op 7 oktober 2021 een gesprek met hem heeft gevoerd terwijl zijn medische situatie bekend was bij het UWV. De rechtbank betrekt hierbij de inhoud van de rapporten van de arts B&B.
18. Het UWV mocht ervan uitgaan dat eiser in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 arbeid heeft verricht en inkomsten heeft gehad uit hennepteelt, waarvan hij geen melding heeft gemaakt. Het UWV was dan ook op grond van artikel 76 van de Wet WIA in beginsel verplicht de WIA-uitkering te herzien en de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. Slechts indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de Raad [6] kan een dringende reden slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale en financiële consequenties die terugvordering voor een verzekerde heeft. Daarbij moet dan sprake zijn van een incidenteel geval waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is, en welke een individuele afweging van alle relevante omstandigheden noodzakelijk maakt. Dat hier sprake van is, heeft eiser onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de (inmiddels) verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 19 juni 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaar die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om dringende redenen aan te nemen om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien. De uitspraak van de Raad die eiser noemt, leidt naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot het aannemen van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Het UWV heeft naar het oordeel van de rechtbank ter zitting terecht gesteld dat de zaak van eiser en de desbetreffende uitspraak (kort samengevat) geen gelijke gevallen zijn.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht vastgesteld dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Het is daardoor terecht dat het UWV over de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 de WIA-uitkering van eiser heeft herzien en teruggevorderd.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 3 augustus 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 22 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:702.
2.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 18 juli 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts B&B.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:707.
4.Idem.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9977.
6.Zie de uitspraak van de Raad van 13 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:234.