ECLI:NL:RBZWB:2024:8244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
23/10027 WAO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschotten op WAO-uitkering en beoordeling van dringende redenen

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV over de terugvordering van te veel betaalde voorschotten op haar WAO-uitkering. Eiseres, die een WAO-uitkering ontvangt vanwege een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van € 6.296,92 die het UWV had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts niet zorgvuldig genoeg was en dat de motivering van het UWV om de terugvordering niet te matigen onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, gezien de psychische gevolgen voor eiseres. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de terugvordering gematigd tot de helft, wat resulteert in een terugvorderingsbedrag van € 3.148,46. Tevens werd het UWV veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10027 WAO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. I. Winia),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van ten onrechte betaalde (voorschotten op haar) uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant. Die rechtbank heeft het beroep doorgestuurd aan deze rechtbank om hier te worden behandeld.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij het besluit tot terugvordering van de voorschotten gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres ontvangt een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
80 tot 100%. Zij ontvangt deze uitkering als voorschot.
2.2.
Eiseres is naast haar uitkering perioden in loondienst en als zelfstandige werkzaam (geweest). Zij is op 22 maart 2021 gestart als zelfstandige.
2.3.
Met het primaire besluit van 3 oktober 2022 heeft het UWV de WAO-uitkering van eiseres over 2021 definitief berekend. Eiseres heeft in totaal € 6.296,92 teveel ontvangen. Het UWV vordert dat bedrag van eiseres terug.
2.4.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.1.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2023 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
2.5.2.
Het UWV stelt dat omdat eiseres wisselende inkomsten heeft haar WAO-uitkering als voorschot wordt uitbetaald.
Op basis van de inkomsten die eiseres uit haar dienstbetrekkingen heeft en haar geschatte inkomsten uit de werkzaamheden als zelfstandige is telkens in de loop van 2021 in samenspraak met haar de hoogte van het voorschot vastgesteld. Deze telefonische afspraken zijn vastgelegd en door het UWV schriftelijk bevestigd. In de brieven staat dat het UWV achteraf de uitkering definitief berekent en dat dat kan resulteren in een nabetaling of terugvordering.
2.5.3.
In oktober 2022 heeft het UWV aan de hand van de definitieve aanslag van de Belastingdienst een berekening kunnen maken van de hoogte van de WAO-uitkering van eiseres. Pas toen bleek dat eiseres teveel voorschot had ontvangen. Het UWV vordert dat bedrag terug.
2.5.4.
Het UWV ziet geen reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens het UWV had het eiseres redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat zij over 2021 teveel voorschot had ontvangen. Eiseres heeft bij de start van haar onderneming op 22 maart 2021 aangegeven dat zij een winst uit onderneming van € 6.000,- verwachtte. Het voorschot is op dat moment op een zorgvuldige manier in samenspraak met eiseres vastgesteld. Aan het eind van het jaar is echter gebleken dat de winst van eiseres ruim twee keer zoveel was. Gelet hierop was het betaalde voorschot te hoog.
2.5.5.
Het UWV heeft de verzekeringsarts b&b verzocht te beoordelen of er om medische redenen aanleiding is om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering.
De verzekeringsarts b&b vindt dat er, in de medische situatie van eiseres, geen dringende redenen gelegen zijn om daarvan geheel of gedeeltelijk af te zien.
2.5.6.
Het UWV begrijpt dat de terugvordering grote impact op eiseres heeft maar ziet geen aanleiding om op grond van de menselijke maat daarvan af te zien. Ook is het UWV van mening dat de terugvordering niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het evenredigheidsbeginsel). Eiseres heeft in 2021 verschillende keren contact gehad met het UWV en in samenspraak is het voorschot vastgesteld en schriftelijk bevestigd. Daarbij is vermeld dat de uitkering achteraf definitief wordt berekend en dat dat kan leiden tot een terugvordering.

Beroep

3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet kon voorzien dat zij zou worden geconfronteerd met zo’n hoge terugvordering van € 6.296,92. Een kleine terugvordering is voor eiseres geen probleem, maar nu gaat het om een onverwacht hoge terugvordering.
3.2.
Volgens eiseres is er sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Die redenen kunnen worden gevonden in haar psychische toestand. De behandelend psycholoog van eiseres heeft op 8 oktober 2022 en tijdens de hoorzitting verklaard dat de hoge terugvordering en de manier waarop het UWV dat heeft gecommuniceerd, heeft geleid tot een forse achteruitgang in psychische klachten. Eiseres wijst in dit verband op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 maart 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:702).
3.3.
De verzekeringsarts b&b heeft geen dringende redenen aanwezig geacht. Hij was echter niet bij de hoorzitting aanwezig, heeft eiseres niet zelf gezien en heeft in zijn rapportage geen enkele medische afweging gemaakt. Zijn oordeel is ook niet gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b is niet ingegaan op de zeer forse psychische beperkingen van eiseres en de toename daarvan door de terugvordering en wijze van communiceren daarover.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden teveel betaalde voorschotten op de WAO-uitkering van eiseres ten bedrage van € 6.296,92 heeft teruggevorderd.
5.2.
Eiseres betwist dat het UWV tot terugvordering over heeft kunnen gaan. Zij kon zo’n hoge terugvordering niet voorzien. Daarnaast maakt haar psychische toestand dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. De terugvordering heeft geleid tot een forse achteruitgang in haar psychische toestand.
Voorzienbaarheid
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank wist eiseres dan wel kon zij redelijkerwijs weten dat haar WAO-uitkering als voorschot werd verstrekt, dat haar inkomsten van invloed waren op de hoogte van haar (definitieve) uitkering en dat bij te hoge inkomsten een terugvordering zou volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres dit kunnen weten gelet op de besluiten van onder meer 22 januari 2021, 20 juli 2021 en 14 oktober 2021. Hierin is vermeld dat de uitkering als voorschot is verstrekt, dat de definitieve berekening volgt als de inkomensgegevens van de Belastingdienst beschikbaar zijn en dat dat kan leiden tot een nabetaling of een terugvordering. Dat de hoogte van de terugvordering hoger is dan eiseres had verwacht maakt dat niet anders.
Dringende redenen
5.4.
Artikel 57, zesde lid, van de WAO bepaalt dat het UWV als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn geheel of gedeeltelijk van terugvordering af kan zien.
5.5.
Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB doen dringende redenen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. [1]
In de tussenuitspraak na de conclusie van AG-De Bock [2] legt de CRvB het begrip dringende reden voortaan ruimer uit, waarbij betekenis toekomt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het evenredigheidsbeginsel). Niet alleen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Het UWV is verplicht een belangenafweging te maken waarvan de uitkomst niet onevenredig mag zijn. Uitgangspunt hierbij is een intensieve toetsing door de bestuursrechter. [3]
5.6.
Eiseres heeft gesteld dat er dringende redenen zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Die redenen zijn gelegen in haar psychische toestand die door de terugvordering is verergerd. Ter onderbouwing heeft eiseres een verklaring overgelegd van [de psycholoog] van 8 oktober 2022.
[de psycholoog] geeft daarin onder meer aan:
‘De ‘bom’ die viel met de mededeling dat zij ruim 6000 euro terug moet betalen, heeft haar psychisch een behoorlijke terugval opgeleverd en doet haar ontwikkeling en groei als zelfstandige zeker geen goed. Conversieverschijnselen (lichamelijke uitval waardoor in een rolstoel) zijn het gevolg van stress die niet hanteerbaar is en om behoorlijk wat hersteltijd vraagt. Daarnaast vlammen de kenmerken van de ziekte van Lyme op wanneer spanningen de overhand nemen en cliënte het gevoel heeft geen enkele controle meer te hebben. E.e.a. resulteert in een terugkerende depressie voortkomend uit de angst het ‘nooit goed te doen’ en dus het streven naar onafhankelijkheid volledig ondermijnd zien. De impact van een ‘fout’ in haar opgave, is enorm.’
Tijdens de hoorzitting heeft [de psycholoog] onder meer aangegeven dat eiseres door de terugvordering een terugval heeft gehad, in een depressieve episode is beland en conversieverschijnselen heeft.
5.7.
In bezwaar heeft een verzekeringsarts b&b gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en medische informatie van de behandelend sector betrokken. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat er niet is gebleken van onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen, maar van een teleurgestelde reactie die vaker wordt gezien. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat de behandelaar voor eiseres opkomt maar onvoldoende distantie houdt, hetgeen van een behandelaar wel verwacht mag worden. De verzekeringsarts b&b kan zich voorstellen dat sprake is van teleurstelling en stress maar dat hoort bij het ondernemerschap en werken als zelfstandige. Er is geen sprake van een fout van eiseres maar ook niet van het UWV.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsarts b&b te summier/niet zorgvuldig genoeg en haar motivering niet deugdelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts b&b eiseres, in het kader van zorgvuldig onderzoek, moeten zien en moeten onderzoeken of en in welke mate er een toename is van haar klachten en of die te relateren zijn aan de terugvordering. Dat heeft de verzekeringsarts b&b ten onrechte nagelaten.
Daarnaast vindt de rechtbank de conclusie van de verzekeringsarts b&b, dat het alleen gaat om een teleurgestelde reactie, in het licht van de informatie van [de psycholoog] onvoldoende onderbouwd. [de psycholoog] stelt expliciet dat als gevolg van de terugvordering er een (forse) toename is van de psychische klachten van eiseres: een depressieve episode en conversieverschijnselen.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV dan ook onvoldoende onderzocht of en onderbouwd dat er geen dringende redenen zijn en dat er geen reden is om de terugvordering te matigen of daarvan af te zien.
Dat betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd en geen standhoudt. De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen.
5.10.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet in de informatie van [de psycholoog] namelijk reden om in dit geval dringende redenen aan te nemen. Dat de fiscale winst sinds 2021 is gestegen, zoals het UWV ter zitting heeft opgemerkt, maakt dat niet anders en daar heeft eiseres ter zitting ook een afdoende verklaring voor gegeven. Ter zitting is verder gebleken dat eiseres de terugvordering inmiddels heeft betaald. Daarmee is de terugvordering niet zozeer in financiële zin onaanvaardbaar, maar heeft deze voor eiseres wel onaanvaardbare sociale gevolgen door een (forse) toename van haar klachten als gevolg van de terugvordering. Er is dan ook reden om de terugvordering te matigen. Ter zitting heeft eiseres zich bereid verklaard om de helft van de terugvordering te betalen. De rechtbank komt dat redelijk voor en bepaalt dat de terugvordering tot de helft dient te worden gematigd.
Nu eiseres de terugvordering al volledig betaald heeft, betekent dit dat het UWV aan eiseres de helft van de terugvordering dient terug te betalen.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en herroept in zoverre ook het primaire besluit. De rechtbank bepaalt het terugvorderingsbedrag op € 3.148,46 (bruto).
6.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 mei 2023 voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft;
- herroept het primaire besluit van 3 oktober 2022 voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft;
- bepaalt dat het (bruto) terugvorderingsbedrag dient te worden gematigd tot de helft en bepaalt dat bedrag op € 3.148,46;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 3 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 44
1. Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%; of
b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn.
Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
Artikel 57
1. De uitkering, de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c, en de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d, die als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 36a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
6. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:95
1. Het bestuursorgaan kan vooruitlopend op de vaststelling van een verplichting tot betaling van een geldsom een voorschot verlenen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Artikel 8:72
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 8 november 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2122)
3.tussenuitspraak van 18 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:726)