ECLI:NL:CRVB:2022:693
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medewerkingsverplichting van ouders in jeugdhulpzaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de medewerking van de moeder van appellanten aan een onderzoek door de GGD, dat noodzakelijk werd geacht om de mate van (dreigende) overbelasting vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen had aan de appellanten, twee kinderen, jeugdhulp verstrekt op basis van de Jeugdwet. De moeder weigerde echter mee te werken aan het onderzoek, wat volgens het college een belemmering vormde voor het vaststellen van de noodzaak voor uitbreiding van de jeugdhulp. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellanten gingen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de medewerking van de moeder redelijkerwijs noodzakelijk was voor de uitvoering van de wet. De Raad benadrukte dat artikel 8.1.2, derde lid, van de Jeugdwet een algemene medewerkingsverplichting inhoudt die niet beperkt is tot situaties met een persoonsgebonden budget. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellanten niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter J. Brand, met de leden L.M. Tobé en N.R. Docter, en griffier M.E. van Donk.