ECLI:NL:CRVB:2022:661
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de prestaties van een rechter in opleiding en de rechtsgeldigheid van de eindbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2022 uitspraak gedaan over het beroep van een rechter in opleiding tegen de eindbeoordeling van zijn functioneren. De appellant, die sinds 1 oktober 2017 als rechter in opleiding werkzaam was, had zijn opleiding doorlopen in verschillende leerwerkomgevingen. De beoordelingscommissie had zijn functioneren in de periode van 6 december 2018 tot 27 februari 2020 beoordeeld met een 'onvoldoende', waarbij twee kritische beoordelingscriteria als 'zwak' waren aangemerkt. De Raad oordeelt dat de rechterlijke toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt is tot de vraag of deze op voldoende gronden berust. Appellant voerde aan dat de feedbackformulieren niet voldoende onderbouwing boden voor de negatieve oordelen, maar de Raad oordeelt dat de beoordelingscommissie voldoende concrete feiten heeft aangedragen om de beoordeling te onderbouwen. De Raad wijst erop dat een rechter in opleiding zich ook onder moeilijke omstandigheden moet kunnen ontwikkelen tot het niveau van een beginnende rechter. De Raad concludeert dat de beoordeling niet op onvoldoende gronden berust en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.