ECLI:NL:CRVB:2022:47
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de Compensatie Eigen Risico
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellant al een volledige vergoeding ontving vanuit de Regeling tegemoetkoming meerkosten (Rtm), die compensatie biedt voor de sinds 1 januari 2015 vervallen regelingen Wtcg en CER. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op meer bijzondere bijstand dan hem was toegekend. De Raad oordeelde dat het college voldoende maatwerk had verricht en dat de appellant niet in een onevenredig zware last was komen te verkeren door de wijziging van de regeling. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden weerleggen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om aan te tonen dat zij recht hebben op extra bijstand en dat het college van burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid heeft om maatwerk te leveren in de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de beslissing van de rechtbank.