ECLI:NL:CRVB:2021:3313

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
17/2979 PW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet in behandeling genomen wegens gebrek aan motivatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2021 een wrakingsverzoek van een verzoeker niet in behandeling genomen. De verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam in verband met zijn geschil met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Tijdens de zitting op 16 november 2021 werd de verzoeker geïnformeerd dat de behandelend rechters A.B.J. van der Ham, E.J.M. Heijs en M. ter Brugge zouden zijn. Op 7 december 2021 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in, waarin hij stelde dat er sprake was van onzorgvuldigheid en een schijn van partijdigheid bij de behandeling van zijn zaak.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om wraking gemotiveerd moet zijn. De verzoeker had echter geen specifieke feiten of omstandigheden aangedragen die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van de Awb en besloot het verzoek buiten behandeling te laten. De beslissing werd genomen door de voorzitter B.J. van de Griend en de leden E. Dijt en L.M. Tobé, met S.C. Scholten als griffier. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum.

Uitspraak

17/2979 PW-W, 17/8169 PW-W, 19/4774 PW-W
Datum beslissing: 29 december 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2017, 16/6333 en 16 november 2017, 16/7511, in de gedingen tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.
Appellant is op 29 september 2021 uitgenodigd en opgeroepen voor het onderzoek ter zitting in deze gedingen op 16 november 2021. Daarbij is aan hem meegedeeld dat
A.B.J. van der Ham, E.J.M. Heijs en M. ter Brugge de behandelend rechters zouden zijn.
Verzoeker heeft op 7 december 2021 een verzoek om wraking van de behandelend rechters ingediend.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
1.2.
Artikel 8:16, tweede lid, van de Awb bepaalt dat het verzoek schriftelijk geschiedt en gemotiveerd is.
1.3.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2013, nr. 11425) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek niet is gemotiveerd.
2. Het wrakingsverzoek van 7 december 2021 luidt als volgt:
“Bij deze dien ik een wrakingsverzoek in. Naar mijn mening is er sprake van onzorgvuldigheid en een schijn van partijdigheid bij het behandelen van de bovengenoemde zaaknummers waardoor u de tegenpartij de kans geeft om te profiteren. Om mijn verzoek duidelijk te kunnen maken verzoek ik u om per direct mij de volledige dossiers van de bovengenoemde zaken met een inventarislijst van de stukken daarin te sturen of mij bekend te maken dat ik die kan komen halen.”
3. Met de bewoordingen die onder 2 zijn weergegeven heeft verzoeker geen feiten of omstandigheden met betrekking tot de behandelend rechters benoemd die in zijn beleving maken dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van de voorliggende hoger beroepen schade zou kunnen lijden. Het onderhavige verzoek voldoet daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep neemt het verzoek om wraking van de behandelend rechters niet in behandeling.
Deze beslissing is gegeven door B.J. van de Griend als voorzitter en E. Dijt en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.C. Scholten