Uitspraak
19 3640 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
(Wet WIA) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 juni 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 6 juli 2017 heeft het Uwv appellant met ingang van 14 augustus 2017 een loongerelateerde
WGA-uitkering toegekend, omdat hij met ingang van die datum 68,57% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 27 oktober 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 29 september 2017 aangescherpt en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de mate van arbeidsongeschiktheid nader vastgesteld op 69,53%. De resterende verdiencapaciteit is niet gewijzigd.
– zo nodig ook tijdens de gescoorde zitduur – kortdurend vertreden of kortdurend staan, waarmee de zithouding ook kan worden onderbroken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien dit standpunt niet juist te achten. De functies voldoen aan het door Van Aanholt vermelde vereiste dat appellant minimaal vijf minuten per uur moet kunnen vertreden. Ook de totaalbelasting van de functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzocht en daarmee de geschiktheid voldoende overtuigend toegelicht.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 oktober 2017;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van totaal € 2.489,85;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 174,- vergoedt.