ECLI:NL:CRVB:2022:2414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wijziging norm van bijstand wegens niet aannemelijk maken van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 2008 een uitkering ontving op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), heeft in 2018 bijstand aangevraagd ingevolge de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft de bijstand toegekend op basis van 50% van de gehuwdennorm, omdat de echtgenote van de appellant, die in Marokko verblijft, geen rechthebbende is. De appellant heeft vervolgens verzocht om wijziging van de bijstand naar de norm voor een alleenstaande, stellende dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad vastgesteld dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven, zoals vereist volgens artikel 3, tweede lid, van de PW. De Raad heeft geconcludeerd dat de beperkte financiële middelen van de appellant, die hem belemmeren om zijn echtgenote naar Nederland te laten komen, niet duiden op een gebrek aan intentie om samen te leven, maar eerder op een situatie die de echtelijke samenleving in de weg staat. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de appellant terecht als gehuwd is aangemerkt voor de toepassing van de PW.