In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de terugvordering van bijstand en de uitkering op grond van de WIA. Appellant ontving sinds 5 januari 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en kreeg op 27 augustus 2018 met terugwerkende kracht een Ziektewet-uitkering van het Uwv. Het Uwv reserveerde deze uitkering voor verrekening met de bijstandsuitkering van appellant. Het college heeft appellant geïnformeerd dat hij te veel bijstand heeft ontvangen en dat hij dit bedrag moet terugbetalen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank Limburg heeft de besluiten van het college bevestigd, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het college een terugvorderingsbesluit moet nemen voordat het Uwv een bedrag aan het college kan betalen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtsbescherming van appellant gewaarborgd moet zijn, en dat hij de hoogte van het teruggevorderde bedrag kan aanvechten. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, maar heeft ook geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure aanleiding geeft tot schadevergoeding. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellant wegens deze overschrijding.