In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante had een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van Dronten was afgewezen. De Raad oordeelde dat niet kon worden vastgesteld of er een deugdelijk onderzoek had plaatsgevonden naar het normenkader voor ondersteuning bij het schoonmaken, zoals eerder vastgesteld in eerdere uitspraken van de Raad. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, met uitzondering van de beslissing over proceskosten en griffierecht. De Raad droeg het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college ook moest beslissen op het verzoek van appellante om vergoeding van de kosten in bezwaar. Tevens werd een voorlopige voorziening getroffen waarbij appellante tijdelijk extra huishoudelijke hulp zou ontvangen. De Raad oordeelde dat het college in de proceskosten van appellante in hoger beroep werd veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,-.