Uitspraak
21.2234 WIA-W
OVERWEGINGEN
25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, r.o. 3.4).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechter, ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd. Het verzoek om wraking volgde op een zitting die op 6 juli 2022 had plaatsgevonden, waarbij verzoekster's gemachtigde te laat arriveerde door verkeersproblemen. De behandelend rechter, H.G. Rottier, had de zitting voortgezet zonder de gemachtigde van verzoekster te horen, wat leidde tot de indruk van vooringenomenheid bij verzoekster. De Centrale Raad overwoog dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen van de rechter. De Raad concludeerde dat de procesbeslissingen van de behandelend rechter niet objectief als blijk van vooringenomenheid konden worden opgevat. Het verzoek om wraking werd afgewezen, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.