Uitspraak
20.3669 WIA
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van ziekengeld en WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de eigenrisicodrager, [betrokkene] B.V. De zaak betreft een werknemer die vanaf 2 januari 2017 bij [betrokkene] B.V. in dienst was en op 10 april 2017 arbeidsongeschikt raakte. Het Uwv kende de werknemer ziekengeld toe op basis van de Ziektewet, maar later bleek dat deze toekenning onterecht was, omdat de werknemer niet voldeed aan de voorwaarden voor een no-riskpolis. Het Uwv verhaalde de kosten van de WGA-uitkering op [betrokkene] B.V., wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze terugvordering.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van [betrokkene] B.V. gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv op goede gronden het ten onrechte aan de werknemer toegekende ziekengeld en WGA-uitkering op de werkgever heeft verhaald. De Raad stelde vast dat het Uwv niet ten nadele van de werknemer is teruggekomen op de toekenning van het ziekengeld, maar dat er geen toezegging was gedaan over het verhaal van de WGA-uitkering op de werkgever. De Raad concludeerde dat het Uwv in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld, maar dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van het algemeen belang uitviel. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van [betrokkene] B.V. tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard.