In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vaststelling van een gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas voor het jaar 2017, waarbij de vraag centraal staat of de individuele premiecomponent WGA-lasten correct is vastgesteld. Belanghebbende, een werkgever, had een werknemer in dienst die arbeidsgehandicapt was en niet ziek was gemeld bij het UWV. Hierdoor ontving de werknemer geen ziekengeld en werd de WGA-uitkering ten onrechte ten laste van de Werkhervattingskas gebracht. De Inspecteur handhaafde de beschikking, maar de rechtbank vernietigde deze en gelastte de Inspecteur de beschikking aan te passen. In hoger beroep betoogde de Inspecteur dat het recht op ziekengeld door het UWV vastgesteld moet worden, terwijl belanghebbende stelde dat het enkel nodig was dat er recht op ziekengeld bestond, ongeacht of dit was geclaimd. Het Hof oordeelde dat de tekst van de wet duidelijk was en dat het recht op ziekengeld niet noodzakelijkerwijs geconsumeerd hoefde te zijn om de WGA-uitkering niet ten laste van de Werkhervattingskas te brengen. Het Hof verwierp de uitleg van de Inspecteur en concludeerde dat de WGA-uitkering ten onrechte ten laste van de Werkhervattingskas was gebracht, waardoor het gedifferentieerd premiepercentage te hoog was vastgesteld. Het hoger beroep van de Inspecteur werd ongegrond verklaard en de kosten van het verweer in hoger beroep werden aan belanghebbende vergoed.