Overwegingen van de rechtbank
11. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
12. De rechtbank beoordeelt of het Uwv met het bestreden besluit terecht heeft beslist dat de toeslag wordt ingetrokken en of het Uwv terecht de aanvraag voor een nieuwe toeslag heeft geweigerd. De rechtbank moet dat beoordelen aan de hand van wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
13. Het Uwv heeft de intrekking van de toeslag niet beperkt tot een bepaalde periode. De te beoordelen periode is voor wat betreft de intrekking daarom 1 januari 2023 (de ingangsdatum van de intrekking) tot en met 7 juli 2023 (de datum van primair besluit 2).
14. Bij de beoordeling van de aanvraag om een toeslag is van belang dat eiser
de toeslag heeft aangevraagd met ingang van 1 januari 2023. Hij heeft in het formulier van de aanvraag ingevuld dat hij de toeslag aanvraagt omdat zijn leefsituatie is gewijzigd en dat dit per 1 januari 2023 zo is. De rechtbank beoordeelt dus of het Uwv terecht heeft beslist dat eiser per deze datum niet in aanmerking komt voor een toeslag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
15. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht de toeslag heeft ingetrokken en terecht de aanvraag voor een nieuwe toeslag heeft geweigerd. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt. De rechtbank zal eerst ingaan op de grondslag voor de intrekking van de toeslag en de weigering om een nieuwe toeslag. Daarna legt de rechtbank uit waarom de beroepsgronden van eiser niet slagen.
De intrekking van de toeslag
16. Het Uwv kan van de ontvanger van een toeslag op grond van de Toeslagenwet – eiser in dit geval – vragen om aan te tonen dat de feitelijke woonsituatie van hemzelf in overeenstemming is met het adres dat hij heeft verstrekt. Diegene moet dan aantonen waar en hoe hij woont, de zogenaamde inlichtingenplicht.Het Uwv kan op die manier verifiëren of degene die aanspraak maakt op toeslag ook feitelijk woonachtig is op het opgegeven adres in Nederland. Als de ontvanger dit niet aantoont en als gevolg daarvan te veel toeslag heeft ontvangen of niet meer kan worden vastgesteld of de ontvanger van de toeslag daarop nog recht heeft, dan moet het Uwv het recht op toeslag herzien of intrekken.
17. Het Uwv heeft op 29 september 2022 geconstateerd dat eiser niet langer stond ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente. Daarom heeft hij aan eiser bij brief van 29 september 2022 gevraagd om zich uiterlijk op 21 december 2022 in de gemeente in te schrijven, dan wel om bewijs te overleggen van een conflict met de gemeente over de inschrijving, of, als hij niet in Nederland woonde, zijn buitenlandse adres door te geven. Eiser heeft daarop niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Op 27 maart 2023 heeft eiser aan het Uwv een verklaring gestuurd van de gemeente dat zijn briefadres vanaf 27 maart 2023, [adres 3] in [plaats 2] is. Daarmee heeft eiser aangetoond dat hij vanaf 27 maart 2023 een briefadres had. Nog daargelaten dat eiser dit briefadres pas had vanaf 27 maart 2023, en dus niet in de gehele relevante beoordelingsperiode (1 januari 2023 tot en met 7 juli 2023), is met het briefadres niet aangetoond dat zijn feitelijke woonsituatie daarmee in overeenstemming is. Alleen al omdat het briefadres niet bij een woning hoort, maar het gaat om het adres van de afdeling Inkomen en Schulddienstverlening van de gemeente [gemeente 1] , is dit niet aangetoond. Als gevolg van zijn onduidelijke woonsituatie kon niet worden vastgesteld of eiser van 1 januari 2023 tot en met 7 juli 2023 nog recht had op een toeslag. Daarom was er voor het Uwv een grondslag om de toeslag met ingang van 1 januari 2023 in te trekken. Dringende redenen waarom het Uwv geheel of gedeeltelijk van intrekking af had moeten zien, heeft eiser niet gesteld en zijn de rechtbank ook niet gebleken.
De afwijzing van de nieuwe aanvraag om een toeslag
18. Om in aanmerking te kunnen komen voor een toeslag op grond van de TW dient de betrokkene zijn hoofdverblijf in een woning te hebben. Dit vloeit voort uit de tekst van artikel 2 van de Toeslagenwet bezien in combinatie met de tekst van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Toeslagenwet.
19. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij op 1 januari 2023 zijn hoofdverblijf in een woning had. Het hoofdverblijf van een betrokkene is daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven is. Dit moet worden vastgesteld aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in een woning heeft. De verwijzing naar zijn briefadres op het adres van de afdeling Inkomen en Schulddienstverlening is daarvoor onvoldoende. Waar iemands hoofdverblijf is, ziet op het zwaartepunt van iemands persoonlijk leven. Een briefadres bij een gemeentelijke instelling zegt niets over eisers persoonlijke leven en eiser heeft geen andere concrete feiten of omstandigheden over zijn woonsituatie aangedragen. Daar komt nog bij dat hij het briefadres nog niet had op de relevante beoordelingsdatum (1 januari 2023), zoals ook blijkt uit het uittreksel van de Basisregistratie Personen dat het Uwv heeft overgelegd.
Strijd met zorgvuldigheidsbeginsel
20. Eiser vindt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, maar dat heeft hij niet nader onderbouwd. Dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld bij zijn besluitvorming is de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Strijd met het vertrouwensbeginsel
21. Volgens eiser mocht hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij weer aanspraak kon maken op de toeslag, omdat hij in het verleden onder dezelfde omstandigheden, met een postadres, ook recht had op toeslag. Eiser doet daarmee een beroep op het vertrouwensbeginsel.
22. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat eiser aannemelijk maakt dat van de zijde van het Uwv toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht, waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het Uwv in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het Uwv kan worden toegerekend.
23. Het Uwv heeft in 2019 en in 2021 de toeslag geschorst, en daarna weer uitbetaald toen informatie van eiser was ontvangen. De tweede keer in 2021 heeft het Uwv de schorsing beëindigd toen eiser met het formulier ‘Informatie financiële huishouding doorgeven’ had aangegeven dat hij geen gezamenlijke financiële huishouding had op het adres [adres 2] . Eiser geeft in beroep aan dat dit ook een briefadres was, maar gelet op de brief van 18 januari 2021 met het verzoek om informatie over de financiële huishouding op het woonadres [adres 2] is het Uwv er destijds van uitgegaan dat dit geen briefadres was, maar een woonadres. Naar het oordeel van de rechtbank was dan ook in 2021 geen sprake van een beëindiging van de schorsing onder dezelfde omstandigheden.
24. De eerste keer in 2019 is de schorsing beëindigd toen eiser aan het Uwv een adres had doorgegeven ( [adres 1] ), hij met het formulier ‘Informatie financiële huishouding doorgeven’ had doorgegeven dat hij geen gezamenlijke financiële huishouding had en het formulier ‘opsturen huurcontracten’ had ingevuld en opgestuurd. Bij het laatste formulier had eiser aangegeven dat het adres [adres 1] een briefadres is dat door de gemeente is toegekend. Dat toekenningsbesluit heeft hij bijgevoegd. Er was toen dus sprake van een beëindiging van de schorsing, ondanks dat eiser toen ook een briefadres had. De rechtbank ziet overigens dat eiser bij zijn aanvraag om een toeslag van 30 augustus 2016 als adres ‘ [adres 4] in [plaats 1] ’ had opgegeven. Dit adres is gelegen op het gemeentehuis van de gemeente [gemeente 2] . De aanvraag is destijds toegewezen met het besluit van 2 september 2016, welk besluit ook geadresseerd is aan eiser op het adres [adres 4] . Dit lijkt er op te wijzen dat het Uwv destijds onder dezelfde omstandigheden, namelijk ook met een briefadres van een niet-woning, de aanvraag om een toeslag wel heeft toegewezen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het Uwv de toeslag nu ook had moeten toekennen of de intrekking had moeten herzien. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat aan een bestuursorgaan in het verleden bij de besluitvorming gemaakte fouten niet een rechtens geaccepteerd gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat in de toekomst daarin wordt volhard.De rechtbank constateert dat bij de toekenning op basis van de eerdere aanvraag om een toeslag en de beëindiging van de schorsing in 2021 destijds de feitelijke woonsituatie van eiser, anders dan nu, geen rol heeft gespeeld voor het Uwv, terwijl dit wel van belang is voor de vraag of iemand (nog langer) recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.