Uitspraak
20.3019 WAJONG
OVERWEGINGEN
(Wajong 1998) gedaan. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Uwv een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Bij het medisch onderzoek is meegewogen dat appellante zich op 18 maart 1998, toen zij tijdens een studie stage liep, heeft ziekgemeld wegens griep. Na herstel van de griep zijn ernstige moeheidsklachten blijven bestaan. Voor de moeheidsklachten is op geen enkel gebied een oorzaak gevonden, zodat als diagnose het chronisch vermoeidheidssyndroom/ME is vastgesteld. De verzekeringsarts heeft de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vastgesteld op 18 maart 1998 en geconcludeerd dat sprake is van een stoornis in het lichamelijk functioneren waardoor appellante beperkingen heeft in haar belastbaarheid. De verzekeringsarts heeft in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 december 2004 diverse beperkingen aangenomen voor het sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Bij besluit van 20 januari 2005 heeft het Uwv besloten dat appellante na het volbrengen van de wachttijd van 52 weken per 17 maart 1999 geen recht heeft op een Wajong-uitkering omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt is. Dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 18 april 2005 in rechte onaantastbaar geworden.
20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115). Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.