ECLI:NL:CRVB:2022:1552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet na huwelijk en gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 10 december 2001 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) ontvangen. Na een melding van appellante dat haar leefsituatie was gewijzigd naar alleenstaande, heeft het Uwv een controle uitgevoerd. Hieruit bleek dat appellante van 2015 tot 2018 gehuwd was, wat leidde tot de verlaging van de toeslag en terugvordering van een bedrag van € 6.884,86. Appellante stelde dat er sprake was van een ongewilde verbreking van de echtelijke samenleving door haar handicap, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante de intentie had om samen te wonen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in de betreffende periode terecht als gehuwd was aangemerkt, waardoor er geen recht op toeslag naar de norm van een ongehuwde bestond. De uitspraak benadrukt de criteria voor duurzaam gescheiden leven en de voorwaarden waaronder het Uwv kan terugvorderen.