ECLI:NL:CRVB:2022:1475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellant, die gokactiviteiten had verricht zonder deze te melden. Appellant ontving sinds 5 maart 2018 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een controle door een bijstandsconsulente werd vastgesteld dat appellant een storting van € 180,- op zijn bankrekening had ontvangen, die hij als gokopbrengsten had verklaard. Ondanks zijn gokverslaving, die hij aanvoerde als reden voor het niet melden van zijn activiteiten, oordeelde de Raad dat de inlichtingenverplichting objectief is en dat verwijtbaarheid geen rol speelt. Appellant had de verplichting om zijn gokactiviteiten te melden, zodat het college kon onderzoeken of er inkomsten waren en tot welk bedrag. De Raad concludeerde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij in de maanden mei tot en met juli 2018 geen melding had gemaakt van zijn gokactiviteiten. De Raad bevestigde de intrekking van de bijstand, omdat het college verplicht was om deze in te trekken op basis van de schending van de inlichtingenverplichting. De uitspraak van de rechtbank Limburg werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.