In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had bezwaar gemaakt tegen de herziening en terugvordering van haar bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De herziening was gebaseerd op de toepassing van de kostendelersnorm, die van toepassing is wanneer meerderjarige personen in dezelfde woning verblijven. Appellante betoogde dat de kostendelersnorm niet op haar van toepassing zou moeten zijn, omdat zij mantelzorger was voor haar meerderjarige zoon, die een Wajong-uitkering ontving. De Raad oordeelde echter dat artikel 22a van de PW dwingend recht is en geen ruimte biedt voor afwijkingen, behalve in specifieke uitzonderingssituaties die niet van toepassing waren in het geval van appellante. De Raad bevestigde dat de wetgever bewust had gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op mantelzorgers, en dat de situatie van appellante geen zeer bijzondere situatie vormde die een uitzondering rechtvaardigde. De Raad oordeelde verder dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij ten onrechte teveel bijstand ontving, aangezien zij op de hoogte was van de kostendelersnorm en de gevolgen daarvan. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd, met verbetering van gronden, en dat het college in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 3.036,-.