In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de AOW-pensioenen van twee betrokkenen die sinds 1996 duurzaam gescheiden leven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in 2019 besloten om de AOW-pensioenen van de betrokkenen om te zetten naar een pensioen voor gehuwden, omdat zij niet langer als duurzaam gescheiden werden beschouwd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had de besluiten van de Svb vernietigd, omdat het onderzoek naar de leefsituatie van de betrokkenen onvoldoende was geweest. De Svb had onvoldoende doorgevraagd naar de aard van de contacten tussen de betrokkenen en had niet adequaat gereageerd op de nuances die in bezwaar waren aangebracht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb niet meer in de gelegenheid gesteld hoeft te worden om een nieuw besluit te nemen, omdat er voldoende gegevens zijn om zelf in de zaak te voorzien. De Raad concludeerde dat de betrokkenen ten tijde van de besluiten duurzaam gescheiden van elkaar leefden, ondanks dat zij elkaar regelmatig zagen en contact hadden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van de gronden, en veroordeelde de Svb tot betaling van de kosten van de betrokkenen in bezwaar en hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 2.600,-.