ECLI:NL:CRVB:2024:867

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
23/1293 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortzetting van AOW-pensioen en AIO-aanvulling naar gehuwdennorm in het kader van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van het ouderdomspensioen op grond van de AOW en de AIO-aanvulling van appellant. De Raad heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling van appellant ongewijzigd heeft voortgezet naar de gehuwdennorm. Appellant en zijn echtgenote wonen niet samen, maar de Raad heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een financiële verstrengeling en een zekere mate van contact tussen hen, wat in de weg staat aan de vaststelling van duurzaam gescheiden leven. Appellant heeft in het verleden verzocht om als ongehuwd te worden aangemerkt, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn onderzocht. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad heeft benadrukt dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet alleen de woonomstandigheden van belang zijn, maar ook de financiële en sociale banden tussen de echtgenoten. De Raad concludeert dat appellant niet als duurzaam gescheiden kan worden aangemerkt, en bevestigt dat hij recht heeft op de AOW en AIO-aanvulling naar de gehuwdennorm.

Uitspraak

23/1293 AOW
Datum uitspraak: 26 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 maart 2023, 22/1779 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de Svb het ouderdomspensioen op grond van de AOW en bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling van appellant terecht ongewijzigd heeft voortgezet naar de gehuwdennorm. Met de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend omdat appellant en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden van elkaar leven. De nog bestaande financiële verstrengeling en mate van contact tussen appellant en zijn echtgenote staan aan duurzaam gescheiden leven in de weg.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.J. Manspeaker, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 maart 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Manspeaker. Als tolk is verschenen S. Mahed. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant verblijft sinds 2008 in Nederland en heeft daardoor geen volledig AOWpensioen [1] opgebouwd. Hij ontvangt een gekort AOW-pensioen en een AIO-aanvulling [2] naar de norm van een gehuwde. Appellant is gehuwd, heeft elf kinderen en woont niet in dezelfde woning als zijn echtgenote. In 2015 en 2018 heeft appellant verzocht hem als ongehuwd aan te merken. De Svb heeft destijds, na onderzoek, besloten het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling uit te blijven betalen naar de gehuwdennorm omdat appellant niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Op 7 juni 2021 heeft appellant de Svb gevraagd hem in aanmerking te brengen voor een ongehuwdenpensioen en een AIOaanvulling voor een ongehuwde. De Svb heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de vraag of aan appellant een ongehuwdenpensioen en een ongehuwden AIO-aanvulling zou moeten worden toegekend omdat hij duurzaam gescheiden zou leven van zijn echtgenote. In dat kader hebben appellant en zijn echtgenote op 15 juni 2021 en op 5 augustus 2021 een formulier Onderzoek woonsituatie ingevuld.
1.2.
De Svb heeft in een besluit van 6 augustus 2021 appellant bericht dat zijn ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling ongewijzigd worden voortgezet omdat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW en artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b van de PW [3] .
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft de Svb ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 1 maart 2022 (bestreden besluit).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat wel sprake is van duurzaam gescheiden leven omdat de feiten en omstandigheden ten opzichte van eerdere jaren zijn gewijzigd. Verder is aangevoerd dat de Svb ten onrechte geen huisbezoek heeft gedaan en geen aanvullend onderzoek heeft verricht.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de voortzetting van het AOW-pensioen en AIO-aanvulling naar de gehuwdennorm in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Onderzoek van de Svb
4.2.
Appellant wordt niet gevolgd in zijn betoog dat de Svb ten onrechte geen huisbezoek heeft afgelegd en geen aanvullend onderzoek heeft gedaan.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat een onderzoek naar het al dan niet duurzaam gescheiden leven van gehuwde pensioengerechtigden ingrijpende financiële gevolgen voor betrokkenen kan hebben. Het ligt op de weg van de Svb om in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van een besluit een dergelijk onderzoek zo in te richten dat de kans op misverstanden en onvolledigheden zo klein mogelijk is. Dit betekent onder meer dat voldoende tijd moet worden genomen voor het onderzoek, dat voldoende moet worden doorgevraagd en dat betrokkenen voldoende in de gelegenheid moeten worden gesteld om correcties aan te brengen. [4]
4.4.
Voor het onderzoek naar de feitelijke situatie is gebruik gemaakt van formulieren die door appellant en zijn echtgenote los van elkaar zijn ingevuld. Van de zijde van appellant is op de zitting toegelicht dat de feiten en omstandigheden niet anders zijn dan de antwoorden die op die formulieren zijn ingevuld. Het betoog van appellant dat er op neerkomt dat onvoldoende onderzoek is gedaan, slaagt daarom niet. De stelling van appellant dat de feiten dan iets meer duidelijk zouden zijn geworden, is onvoldoende om het onderzoek naar duurzaam gescheiden leven onzorgvuldig te achten.
Duurzaam gescheiden leven
4.5.
In geschil is of appellant als duurzaam gescheiden levend moet worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW en artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW en artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b van de PW. De te beoordelen periode loopt van 7 juni 2021, de datum van de gestelde wijziging, tot en met 6 augustus 2021, de datum van het primaire besluit. Dit betekent dat alle feiten en omstandigheden die hierna zijn gewijzigd in de toetsing geen rol kunnen spelen.
4.6.
Op grond van de AOW en de PW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.7.
Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. [5] Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [6]
4.8.
De Raad is van oordeel dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft terecht aangevoerd dat de bestaande mate van financiële verstrengeling tussen appellant en zijn echtgenote en de mate van onderling contact aan de vaststelling van duurzaam gescheiden leven in de weg staat. Appellant en zijn echtgenote bellen elkaar eens per vier dagen en ontmoeten elkaar eens per week bij elkaar thuis. Zij presenteren zich volgens zijn echtgenote als echtpaar. Verder draagt appellant bij in de huurkosten van zijn echtgenote. Ook hebben zij verklaard elkaar te zullen verzorgen bij ziekte. De Raad acht de financiële verstrengeling en de mate van contact zodanig dat geen sprake is van een situatie waarin betrokkene en zijn echtgenote een eigen leven leiden alsof zij niet met elkaar gehuwd zijn. Daarmee is geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Dat appellant en zijn echtgenote niet samen op één adres wonen, is van onvoldoende gewicht om te concluderen dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.

Conclusie en gevolgen

4.9.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellant een AOW-pensioen en AIO-aanvulling blijft houden naar de norm van een gehuwde.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) S.S. Blok
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 9, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet
Deze wet kent een bruto-ouderdomspensioen voor:
a. de ongehuwde pensioengerechtigde;
b. de gehuwde pensioengerechtigde.
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene Ouderdomswet
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
(…)
als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
(…) als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen op grond van de Participatiewet.
3.Participatiewet.
4.Uitspraak van 24 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1449.
5.Uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.
6.Uitspraken van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.