Uitspraak
19 3627 BBZ
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
full jurisdiction. Zoals ter zitting is vastgesteld, beoogt appellante met deze grond aan te voeren dat de rechter de feiten niet terughoudend moet toetsen, maar daarover een eigen oordeel moet geven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand en bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2022 uitspraak gedaan. Appellante, die sinds 2010 als zelfstandige juridische dienstverlening verricht, had op 2 maart 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand in de kosten van het bestaan en voor bedrijfskapitaal tot een bedrag van € 55.000,-. De aanvraag werd afgewezen omdat het bedrijf niet levensvatbaar werd geacht, gebaseerd op een rapport van een rapporteur van de gemeente Amsterdam. De Raad oordeelde dat het college zich op het advies van de rapporteur mocht baseren, tenzij er concrete redenen waren om aan de zorgvuldigheid van het advies te twijfelen. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat haar bedrijf levensvatbaar was, en de Raad bevestigde dat het college niet verplicht was om de Werkwijzer te volgen bij de beoordeling van de aanvraag. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling dat haar bedrijf levensvatbaar was te onderbouwen, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.