ECLI:NL:CRVB:2018:2882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening levensonderhoud zelfstandigen door de Centrale Raad van Beroep
Op 28 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2017. De zaak betreft een afgewezen aanvraag voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) door een appellant die een rijschool wilde starten. De aanvraag werd afgewezen omdat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam oordeelde dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. De adviseur van de afdeling Ondersteuning ondernemers van de gemeente Amsterdam had in rapportages aangegeven dat het ondernemingsplan van appellant te summier was en niet voldeed aan de eisen voor levensvatbaarheid.
Tijdens de zitting was appellant niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door mr. S.S. Kisoentewari en een interne adviseur. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de adviseur voldoende deskundig was en dat de rapportages een goede basis vormden voor de besluitvorming. Appellant voerde aan dat de adviseur niet deskundig was in de rijschoolbranche, maar de Raad oordeelde dat de deskundigheid van de adviseur niet ter discussie stond. De Raad concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat zijn bedrijf levensvatbaar was op het moment van de beslissing.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken.