Uitspraak
16.4234 BBZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 3.000,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een voormalig zelfstandig ondernemer, had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, op basis van adviezen van de FBA en het IMK, die concludeerden dat het bedrijf van de appellant niet levensvatbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende onderbouwd heeft dat de adviezen onjuist waren en dat het college zich in redelijkheid op het FBA-advies heeft mogen baseren. De rechtbank had eerder het bestreden besluit vernietigd, maar de Raad heeft de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak door de Raad is overschreden, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 3.000,- aan de appellant. De Raad heeft benadrukt dat de bewijslast voor de levensvatbaarheid van het bedrijf bij de appellant ligt, en dat de adviezen van deskundige instanties als FBA en IMK doorslaggevend zijn in de besluitvorming van het college.