Uitspraak
19.2952 PW
.Voor appellante is mr. De Widt verschenen. Het college heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen door J. Boxem.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, die sinds 25 maart 2014 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, heeft in de periode van 17 november 2015 tot en met 5 april 2018 gokactiviteiten verricht zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Het college heeft naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij onder andere bankafschriften zijn opgevraagd, besloten de bijstand van appellante in te trekken en de ten onrechte verleende bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet wist dat zij haar gokactiviteiten moest melden, omdat zij hieruit per saldo geen inkomsten had verkregen. De Raad oordeelt echter dat het gokken op zich een activiteit is die gemeld moet worden, omdat er uit voortvloeiende inkomsten kunnen zijn. Appellante heeft niet aangetoond dat zij recht had op aanvullende bijstand, omdat zij geen administratie van haar gokactiviteiten heeft bijgehouden en geen verifieerbare gegevens heeft verstrekt over de omvang van haar gokactiviteiten en de gokopbrengsten.
De Raad concludeert dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.