ECLI:NL:CRVB:2018:1612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening en inlichtingenverplichting bij gokinkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 27 augustus 2010 een inkomensvoorziening en sinds 21 augustus 2011 bijstand. Naar aanleiding van een melding over mogelijk onterecht vermogen heeft een sociaal rechercheur onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van een bedrag van € 47.537,97. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig onderzocht. Het college stelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij inkomsten uit gokken niet had gemeld. Appellant betwistte dit en voerde aan dat hij per saldo geen winst had gemaakt met gokken. De Raad oordeelde dat de stortingen op de bankrekening van appellant als inkomsten moeten worden aangemerkt, ongeacht zijn verlies in het casino. De Raad concludeerde dat appellant niet in staat was om aan te tonen dat hij recht had op bijstand, omdat hij niet kon specificeren welke bedragen hij had ontvangen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inlichtingenverplichting objectief is en dat schuld of opzet geen rol speelt. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 29 mei 2018, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.