Uitspraak
17.4080 WIA, 17/5766 WIA
OVERWEGINGEN
,heden Stichting TivoliVredenburg (werkgeefster).
.Rekening houdende met deze vermoeidheidsklachten heeft de verzekeringsarts vanuit energetisch oogpunt een urenbeperking van vier uur per dag en maximaal twintig uur per week aangenomen. Anders dan appellant stelt, biedt het dagverhaal ook geen aanknopingspunt voor het oordeel dat op de datum in geding een zwaardere urenbeperking moet worden aangenomen. Uit het dagverhaal, zoals uitgevraagd door de primaire verzekeringsarts en psychiater Henselmans, blijkt niet dat appellant, anders dan de huisarts en de psycholoog in hun brieven van 31 oktober 2019 en 3 maart 2020 stellen, nauwelijks zelfredzaam was in het dagelijks functioneren. Appellant deed zelf boodschappen en de nodige huishoudelijke taken en ondernam activiteiten, zoals wandelen en fietsen. Het enkele feit dat appellant te kennen heeft gegeven dat hij soms een tot twee keer per dag een uur rust/slaapt, geeft evenmin aanknopingspunten om te oordelen dat in de FML van 6 juli 2017 ten onrechte geen verdergaande urenbeperking is aangenomen. Anders dan appellant stelt, blijkt uit de informatie van de behandelaars (rond de datum in geding) niet dat het dagverhaal door hen is uitgevraagd, evenmin dat sprake is van rustmomenten die gezien moeten worden als een noodzakelijke recuperatie. De Raad onderschrijft dan ook het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het dagverhaal zorgvuldig is uitgevraagd (ook door Henselmans) en dat met de aangenomen urenbeperking in ruime mate rekening is gehouden met de vermoeidheidsklachten en de recuperatiebehoefte van appellant. De verwijzing van appellant naar het advies van de Gezondheidsraad, waarin aan medische beoordelaars in het kader van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen wordt aanbevolen te erkennen dat ME/CVS een ernstige ziekte is die gepaard gaat met substantiële functionele beperkingen, is onvoldoende om voor appellant een ruimere urenbeperking aangewezen te achten, reeds omdat dit advies van algemene aard is en niet ingaat op de situatie van appellant (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:275).