In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een werkplan voor re-integratie. Het Uwv had in een nieuw besluit (bestreden besluit 2) aangegeven dat het bezwaar van appellant tegen het werkplan niet-ontvankelijk was, omdat het werkplan niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het procesbelang van appellant was komen te vervallen, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de wensen van appellant door geen re-integratieverplichtingen op te leggen. Hierdoor had appellant geen in rechte te respecteren procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.403,-.