ECLI:NL:CRVB:2021:632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde Wajong-uitkering en de berekening van inkomen uit eigen onderneming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van te veel betaalde Wajong-uitkering aan appellant, die als zelfstandig taxichauffeur werkt. Appellant ontving sinds 11 juli 2005 een Wajong-uitkering, maar na het vaststellen van zijn inkomsten uit eigen onderneming over de jaren 2015 en 2016, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een bedrag van € 5.264,33 en € 6.547,20 aan te veel betaalde uitkering teruggevorderd. Appellant was het niet eens met de wijze waarop het Uwv zijn inkomen had berekend, en voerde aan dat de fiscale winst uit onderneming niet correct was vastgesteld, omdat de ondernemersvrijstellingen niet in aanmerking waren genomen.
De rechtbank Noord-Holland had eerder de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de fiscale ondernemingsvrijstellingen terecht had meegenomen in de berekening van het inkomen van appellant. Appellant stelde dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, verwijzend naar medische informatie die de negatieve impact van de terugvordering op zijn mentale gezondheid beschreef. De rechtbank oordeelde echter dat de terugvordering niet leidde tot onaanvaardbare sociale of psychische gevolgen voor appellant.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de terugvordering hem in een onaanvaardbare situatie zou brengen. De Raad benadrukte dat appellant, ondanks zijn psychische problemen, zijn werkzaamheden als taxichauffeur kon voortzetten en dat de terugvordering niet leidde tot een onaanvaardbare situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.