ECLI:NL:CRVB:2021:479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tijdelijke aanstelling ambtenaren en rechtsgeldigheid van besluiten
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland met betrekking tot de tijdelijke aanstellingen van appellanten, die werkzaam waren bij het ministerie van Economische Zaken. Appellanten, die in tijdelijke dienst waren aangesteld, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister om hun aanstellingen niet voort te zetten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de besluiten van de minister niet in strijd zijn met het geschreven of ongeschreven recht. De Raad stelt vast dat appellanten deel uitmaakten van de flexibele schil die nodig is om het wisselende aanbod in werkzaamheden op te vangen. De minister heeft voldoende toegelicht dat de tijdelijke aanstellingen noodzakelijk waren en dat er geen sprake was van misbruik van tijdelijke dienstverbanden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2021.