ECLI:NL:CRVB:2021:441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die sinds 29 oktober 2009 arbeidsongeschikt was, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 28,65% werd vastgesteld, werd haar WIA-uitkering per 16 februari 2017 beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische beperkingen, waaronder klachten van fibromyalgie en een hoge verzuimrisico.
De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld. De medische onderzoeken waren zorgvuldig uitgevoerd en de verzekeringsarts had de relevante informatie van behandelend specialisten in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef deze beslissing. De argumenten van appellante in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere gronden beschouwd en niet onderbouwd met nieuwe objectieve informatie. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen en dat de afwijzing van dit verzoek door de rechtbank voldoende gemotiveerd was.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.