In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant ontving vanaf 5 mei 2014 een Ziektewet (ZW) uitkering en vanaf 15 februari 2016 een WIA uitkering. Na een politieonderzoek naar een hennepkwekerij in zijn woning, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de ZW-uitkering herzien en een terugvordering ingesteld. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende grondslag was voor de herziening van de ZW-uitkering over de periode van 23 november 2015 tot en met 7 februari 2016. De Raad stelde vast dat de schending van de inlichtingenplicht pas op 8 februari 2016 was begonnen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Uwv werd verplicht om het terug te vorderen bedrag te verlagen naar € 4.673,69 en de boete naar € 250,-. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat hij geen inkomsten uit de hennepkwekerij had ontvangen, maar dat de opgelegde boete passend was gezien de omstandigheden.