Uitspraak
22 2768 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
[Naam B.V.] , op basis van een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht
(een MUP-overeenkomst).
Artikel 10: Vakantie
.Aanvankelijk heeft de werkgever appellant geen toestemming verleend voor het opnemen van vakantie in augustus 2018. Uiteindelijk heeft de werkgever ingestemd met het verzochte verlof gedurende twee weken waarin appellant geen loon zou krijgen. Volgens appellant is er dan ook sprake van verlof na bereikte overeenstemming over het opnemen van dat verlof. Er is in dit geval sprake van een situatie als omschreven in de uitspraak van de Raad van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:390. Omdat appellant in het aangiftetijdvak augustus 2018 minder loon heeft genoten in verband met verlof had artikel 17, eerste lid, van het Dagloonbesluit moeten worden toegepast. Ook beroept appellant zich op de artikelen 2 en 3 van de Beleidsregels Uwv gebruik polisgegevens 2018 op grond waarvan het Uwv gehouden was nader onderzoek te doen naar het bestaan van een incidentele inkomensvermindering opdat de hoogte van het dagloon een reëel beeld geeft. Door het achterwege blijven van een dergelijk onderzoek is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
MUP-overeenkomst is van een door appellant gestelde inkomensvermindering als gevolg van opgenomen verlof in augustus 2018 geen sprake. Evenmin is sprake van een situatie zoals beschreven in de uitspraak van de Raad van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:390, waarop appellant zich heeft beroepen. Het feit dat sprake is van all-in loon brengt mee dat appellant, anders dan hij heeft gesteld, geen vakantierechten opbouwt tijdens verlof. Zijn verlofrechten worden immers per kalenderjaar vastgesteld op basis van gewerkte uren en verdisconteerd in het uurloon. De stelling van appellant dat hem door de werkgever is gezegd dat het door hem op te nemen verlof ‘voor eigen rekening was’ kan niet tot een andere conclusie leiden. De doorbetaling van loon gedurende verlof en recht op vakantiedagen is immers verdisconteerd in zijn uurloon. Dat appellant zich om hem moverende redenen genoodzaakt zag in eerdere periodes dan augustus 2018 geen verlof op te nemen doet niet af aan het voorstaande.