In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had verzuimd om zijn werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende inkomsten te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam. Het college had de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete van € 4.160,- opgelegd wegens grove schuld. De Raad oordeelde dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij zijn werkzaamheden en vergoedingen moest melden. Ondanks herhaalde verzoeken van het college om informatie, had de appellant geen gegevens verstrekt over zijn werkzaamheden en had hij onterecht aangegeven geen inkomen te ontvangen. De Raad bevestigde dat de mate van nalatigheid van de appellant aan opzet grensde en dat de opgelegde boete evenredig was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.