ECLI:NL:CRVB:2021:3330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het dagloon in het kader van de WIA-uitkering en de kwalificatie van stagevergoeding als loon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van een appellant die een IVA-uitkering ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellant had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn dagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 19,43, en stelde dat de vergoeding die hij tijdens zijn stage bij [Stichting] ontving, niet als loon moest worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de stage voornamelijk het karakter van meelopen had en dat de vergoeding die de appellant ontving, gezien de lage hoogte en de verplichting om reiskosten zelf te betalen, niet als beloning voor verrichte werkzaamheden kon worden beschouwd. De Raad concludeerde dat er tijdens de stage geen sprake was van loon in de zin van de Wet op de loonbelasting, waardoor de appellant in het eerste aangiftetijdvak van de referteperiode geen loon had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat het dagloon van de appellant moest worden berekend met toepassing van artikel 18, eerste lid, van het Dagloonbesluit. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het Uwv werd opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant.