ECLI:NL:CRVB:2021:2954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering om met terugwerkende kracht terug te komen van een besluit inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die in het verleden een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had aangevraagd, verzocht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om met terugwerkende kracht terug te komen van een besluit van 10 januari 2001, waarin hem was geweigerd een uitkering toe te kennen. De appellant had zich in 1999 ziekgemeld na een bromfietsongeval en was in 2013 opnieuw betrokken bij een auto-ongeluk, wat leidde tot verdere gezondheidsproblemen. Het Uwv weigerde echter om terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld en dat de appellant geen nieuwe feiten had aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigden.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn verzoek en voegde hij nieuwe medische informatie toe. De Raad oordeelde dat het Uwv de aanvraag niet inhoudelijk had beoordeeld, maar enkel had gekeken naar de vraag of er nieuwe feiten waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar merkte op dat er in hoger beroep een betere medische onderbouwing was gepresenteerd. Desondanks werd het bestreden besluit in stand gelaten, omdat het Uwv terecht had geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, aangezien de wachttijd van 104 weken niet was volgemaakt. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van de appellant in hoger beroep en het griffierecht.