ECLI:NL:CRVB:2021:2663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv inzake arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 februari 2021. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder was vastgesteld op 25 tot 35%, maar na de gewijzigde beslissing op bezwaar is vastgesteld op 35 tot 45%. De Raad heeft de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv betrokken in de beoordeling, waarbij de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn toegepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 6 oktober 2020 geconcludeerd dat de knieklachten van appellante niet verzekerd zijn, maar dat zij met toegenomen rugklachten beperkt is in haar mogelijkheden om te duwen of trekken. De Raad heeft geen reden om aan deze conclusie te twijfelen en heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellante.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met ruim achttien maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.000,-. De Raad heeft ook geoordeeld dat een deel van de overschrijding voor rekening van de Staat komt, en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van € 1.889,- en de Staat tot € 111,- aan appellante. Tevens zijn de proceskosten van appellante begroot op € 5.930,-, die het Uwv moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 21 oktober 2021.