ECLI:NL:CRVB:2021:2485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.T.H. Zimmerman
- E.J. Otten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over toekenning mobiliteitstoeslag en gelijkheidsbeginsel in ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had geoordeeld dat de betrokkene recht had op een mobiliteitstoeslag, omdat hij een specifieke substantiële opleiding had gevolgd. De Staatssecretaris stelde echter dat de opleiding van de betrokkene niet voldeed aan de eisen voor een substantiële opleiding zoals bedoeld in het beleid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de opleiding van de betrokkene substantieel was. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat vergelijkbare opleidingen niet als substantieel werden beschouwd. Daarnaast wordt het gelijkheidsbeginsel besproken, waarbij de Raad concludeert dat de betrokkene in gelijke omstandigheden verkeerde als zijn collega’s, die wel een mobiliteitstoeslag ontvingen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden, en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van de betrokkene.