Uitspraak
21 3449 AW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 26 oktober 2020 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verzoek van de betrokkene, werkzaam bij de belastingdienst, om een mobiliteitstoeslag na een vrijwillige verplaatsing van zijn werkplek. De staatssecretaris van Financiën had het verzoek afgewezen, omdat de betrokkene niet voldeed aan de criteria voor het verkrijgen van een mobiliteitstoeslag. De rechtbank had in eerste aanleg het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om de mobiliteitstoeslag te verstrekken, maar de staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad overwoog dat de door de betrokkene gevolgde opleiding niet als substantieel genoeg kon worden aangemerkt om recht te geven op een mobiliteitstoeslag. De Raad stelde vast dat de betrokkene binnen dezelfde functiegroep was gebleven en dat de afstand tussen de oude en nieuwe werklocatie slechts 750 meter was, wat niet voldeed aan de voorwaarden voor een geografische mobiliteitstoeslag. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat de staatssecretaris had aangetoond dat de vergelijkbare medewerker naar een andere locatie was verplaatst, wat niet het geval was voor de betrokkene.
Uiteindelijk vernietigde de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd om de mobiliteitstoeslag toe te kennen, gezien de omstandigheden van de verplaatsing en de opleiding van de betrokkene.