In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De appellante, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld aan de Belastingdienst/Toeslagen. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende actueel procesbelang had bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de Belastingdienst/Toeslagen het teruggevorderde bedrag niet had ingevorderd en de schuld op dat moment geen terugbetalingskosten met zich meebracht. De Raad benadrukte dat alleen een formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De wens van appellante om de schuld onmiddellijk af te lossen, werd niet als voldoende actueel procesbelang beschouwd. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang was aangetoond en er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met F. Hoogendijk als voorzitter en A.M. Overbeeke en K.M.P. Jacobs als leden, in aanwezigheid van griffier R. de Haas.