ECLI:NL:CRVB:2021:199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en toepassing hardheidsclausule in relatie tot thuiswonendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van betrokkene, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was aangemerkt als thuiswonende studerende. Betrokkene had in de periode van april 2016 tot en met augustus 2016 studiefinanciering ontvangen, maar de minister herzag deze toekenning op basis van de inschrijving in de basisregistratie personen (brp), waaruit bleek dat betrokkene en haar ouders onder hetzelfde adres stonden ingeschreven. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister niet had mogen herzien, omdat betrokkene feitelijk uitwonend was en de minister de hardheidsclausule had moeten toepassen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de minister bevoegd was tot herziening op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Raad stelde vast dat de wet geen ruimte biedt voor het toekennen van betekenis aan de feitelijke woonsituatie van de studerende. De Raad benadrukte dat de wetgever met de regeling in de Wsf 2000 duidelijk heeft aangegeven dat de inschrijving in de brp bepalend is voor de status van de studerende. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet en de beperkte ruimte voor afwijkingen op basis van individuele omstandigheden.