ECLI:NL:CRVB:2021:1967
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Het Uwv had in 1999 vastgesteld dat appellante, geboren in 1979, op en na haar achttiende verjaardag minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf te lijden aan verschillende medische aandoeningen, waaronder astma en het Ehlers-Danlos Syndroom (EDS). Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag. De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv ten onrechte de Wajong 2015 had toegepast, aangezien appellante vóór 1980 was geboren en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van toepassing was. Na deze tussenuitspraak heeft het Uwv de aanvraag opnieuw beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat appellante niet in aanmerking kwam voor een uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. Tevens is vastgesteld dat er in de relevante periode geen toegenomen beperkingen waren, waardoor appellante niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij appellante lag en dat zij niet voldoende had onderbouwd dat haar beperkingen in de relevante periode waren toegenomen.