ECLI:NL:CRVB:2021:1907

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
18/1474 WAJONG-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in WAJONG-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot rectificatie van een eerdere uitspraak van 15 april 2021. Appellant had verzocht om rectificatie omdat in de eerdere uitspraak niet was beslist op het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft partijen op de hoogte gesteld van het voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Aangezien er geen reacties zijn ontvangen, ging de Raad ervan uit dat er geen bezwaar was tegen de voorgenomen rectificatie.

De Raad heeft de uitspraak van 15 april 2021 gewijzigd door het verzoek om schadevergoeding op te nemen in het procesverloop. De Staat der Nederlanden is als partij aangemerkt in verband met het verzoek. De Raad heeft overwogen dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1000,- ten laste van de Staat. De nieuwe beslissing bevestigt de eerdere uitspraak en veroordeelt de Staat tot vergoeding van schade aan appellant.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 15 april 2021, 18/1474 Wajong
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 juli 2021

PROCESVERLOOP

Bij emailbericht van 16 april 2021 heeft appellant verzocht de uitspraak van 15 april 2021 (18/1474 WAJONG) te rectificeren omdat daarin niet is beslist op het gedane verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft partijen bij brief van 14 juni 2021 meegedeeld voornemens te zijn de uitspraak te rectificeren. In de genoemde brief is aan partijen meegedeeld dat zij binnen vier weken schriftelijk kunnen reageren op het voornemen van de Raad tot rectificatie van de uitspraak.
Partijen hebben niet gereageerd binnen de in de brief van 14 juni 2021 gestelde termijn van vier weken, in verband waarmee de Raad, naar in die brief is vermeld, ervan uitgaat dat er geen bezwaar bestaat tegen de voorgenomen rectificatie.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 15 april 2021, 18/1474 Wajong als volgt.
Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt in het procesverloop opgenomen. De Staat der Nederlanden wordt in verband met het verzoek als partij aangemerkt.
Na overweging 4 van de uitspraak komt overweging 5 te vervallen en worden de volgende overwegingen aan de uitspraak toegevoegd:
5. Over het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt als volgt overwogen.
5.1.
Of de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van betrokkene (appellant) gedurende de gehele rechtsgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van appellant, zoals uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt.
5.2.
Uit vaste rechtspraak (zie de uitspraak van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009) volgt dat een bestuursrechtelijke procedure in drie instanties, behoudens uitzonderingen, niet langer dan vier jaar mag duren. Verder is in deze uitspraak overwogen dat in beginsel de hoogte van de schadevergoeding € 500,- bedraagt voor elk half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure in zijn geheel is overschreden.
5.3.
Voor het onderhavige geval betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv op 14 november 2016 tot de datum waarop de Raad uitspraak heeft gedaan zijn vier jaar en ruim acht maanden verstreken. De Raad ziet geen aanleiding de redelijke termijn voor deze procedure op meer dan vier jaar te stellen. De redelijke termijn is in de rechterlijke fase met (afgerond) acht maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 1000,- ten laste van de Staat.
6. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.
De nieuwe beslissing gaat luiden:

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat (minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van schade aan appellant tot een bedrag van € 1000;
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 15 april 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.P.M. Zeijen en
L.A. Kjellevold als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) R.L. Rijnen