In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering van appellant, die sinds 1 september 2018 studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van appellant besloten om zijn studiefinanciering te herzien, waarbij hij als thuiswonende studerende werd aangemerkt. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 2.504,16. Appellant maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en oordeelde dat de minister de herziening en terugvordering terecht had doorgevoerd.
In hoger beroep betoogde appellant dat de berichten op Mijn DUO niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) konden worden aangemerkt, omdat deze geen rechtsgevolg zouden hebben. De Raad oordeelde echter dat de berichten wel degelijk rechtsgevolg beogen en dat de minister aannemelijk had gemaakt dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs. De Raad bevestigde dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar tegen de herziening niet-ontvankelijk had verklaard, en dat de minister het bezwaar inhoudelijk had moeten beoordelen. De Raad verklaarde het beroep ongegrond voor zover het betrekking had op de herziening, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.496,- en werd het griffierecht terugbetaald.