ECLI:NL:CRVB:2021:1809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten en terugvordering van bijstandsbedragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving vanaf 11 januari 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een onderzoek naar de rechtmatigheid van deze bijstand, uitgevoerd door de gemeente Rotterdam, zijn er bijschrijvingen op de bankrekening van de appellant aangetroffen die verband hielden met online gokken op voetbalwedstrijden. De appellant heeft verklaard dat deze bijschrijvingen gerelateerd zijn aan zijn gokactiviteiten.
Op basis van de bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 16 februari 2018 de bijstand van de appellant over de maand augustus 2017 ingetrokken en de bijstand over andere maanden herzien. Tevens heeft het college een terugvordering ingesteld van € 6.355,83. Na bezwaar is dit bedrag verlaagd naar € 5.143,49. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn gokactiviteiten. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de appellant heeft gemaakt om gokopbrengsten te behalen, gelijkgesteld moeten worden met verwervingskosten. Er is geen ruimte voor verrekening van deze kosten bij de vaststelling van het inkomen in het kader van de PW. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het naleven van de inlichtingenverplichting bij het ontvangen van bijstandsuitkeringen, vooral in gevallen waar er sprake is van extra inkomsten uit activiteiten zoals gokken.