Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene in eerste aanleg tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De zaak betreft een werkneemster die vanaf 17 september 2002 een WAO-uitkering ontving, welke per 23 juni 2003 werd beëindigd. Appellant heeft een aanvraag voor verhoging van de uitkering van de werkneemster afgewezen, wat leidde tot een rechtsgang. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de beslissing van appellant onvoldoende gemotiveerd was en heeft hem opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de werkneemster recht had op immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
In het hoger beroep heeft appellant betoogd dat er geen aanleiding was voor de toekenning van immateriële schadevergoeding, omdat de bij het management gevoelde onzekerheid en ongemak onvoldoende grond vormden voor een dergelijke vergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de omstandigheden van het geval niet rechtvaardigden dat aan de rechtspersoon een schadevergoeding werd toegekend. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de proceskostenveroordeling in eerste aanleg vastgesteld op € 974,-. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte bijzondere omstandigheden heeft aangenomen die een afwijking van het forfaitaire stelsel van proceskostenvergoeding rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering en de noodzaak om de uitspraak van de rechtbank in acht te nemen.